Partners in goede en kwade tijden

We leven in een snel en drastisch veranderend economisch landschap, waarin niets nog blijft wat het was. Contracten tussen leveranciers en distributeurs zijn principieel gericht op een langdurig partnerschap waarvan alle partijen beter worden. Het ideale partnerschap is echter door beide partijen opzegbaar en niet langer vanzelfsprekend ‘voor het leven’.

Elk contract tussen leverancier en distributeur gaat uit van ‘groei’, wat duidelijk staat ingeschreven in het kwantitatieve luik van de overeenkomst m.b.t. een selectieve distributie. Het is een bindende overeenkomst, gericht op toekomstige ontwikkeling. Art. I.11.2° van het Wetboek van economisch recht, gepubliceerd door de Federale Overheidsdienst Economie, verduidelijkt: ‘het betreft een commercieel partnership tussen verschillende personen, waarbij één aan de ander het recht geeft om bij de verkoop gebruik te maken van een gemeenschappelijk logo, een gemeenschappelijke naam, kennisoverdracht, technische of commerciële assistentie’.

In de wereld van juwelen en horloges worden vaak contracten onder buitenlands recht voorgesteld, omdat deze geen (of toch veel minder) bescherming van de distributeur bieden. Het gaat dan veelal om Zwitserse fabrikanten en internationale agenten die verschillende Europese landen bedienen. Zij kiezen voor een specifiek land en recht – vb. Nederlands recht – en duiden een rechtbank aan – vb. Amsterdam – om geschillen te regelen. Nochtans verwijst Art. X.33 van het Wetboek van economisch recht nadrukkelijk naar het Belgisch recht, wanneer het commercieel partnership hoofdzakelijk in België wordt uitgevoerd. Het toepassen van een buitenlands recht kan slechts indien er objectief gezien voldoende aansluiting is tussen het contract en dat buitenlands recht. Het maakt de kans op een schadeloosstelling bij opzegging van het contract gering. De distributeur moet hiervan in elk geval correct geïnformeerd worden.

Materiele toepassingsveld van de Belgische wetgeving

Art. X.35 van het Wetboek van economisch recht bepaalt dat het om exclusieve verkooppunten; verkooppunten waar vrijwel alle producten te koop worden aangeboden die deel uitmaken van de overeenkomst; verkooppunten waar de recht verlenende aanzienlijke verplichtingen oplegt aan de concessiehouder, waardoor deze grote schade lijdt bij het opzeggen van de samenwerking. Meester Laurent du Jardin, Advocaat Vennoot bij Janson en Docent aan de KULeuven: “Bij gebrek aan een schriftelijk contract geldt de regelmaat van de aankopen/verkopen. Bij twijfel over exclusiviteit geldt: een gebied waarbinnen door de leverancier het recht op verkoop aan één enkele distributeur werd toegekend”.

Art. X.35 van het Wetboek van economisch recht bepaalt dat indien de overeenkomst voor onbepaalde duur werd afgesloten, dan kan – tenzij een zware tekortkoming van één van de partijen t.o.v. de vastgelegde verplichtingen – enkel een einde worden gesteld mits een redelijke opzegtermijn of gepaste schadevergoeding. Indien geen akkoord wordt bereikt tussen de partijen, zal de rechter beslissen op basis van rechtvaardigheid en rekening houdend met de gewoonten. Volgens het Hof van Cassatie is een redelijke opzegtermijn ‘de tijd nodig voor de distributeur om een vervanging te vinden voor het geleden netto omzetverlies’. De rentabiliteit van de overeenkomst is doorslaggevend en weegt zwaarder door dan de jaren dat het contract al loopt. Indien er geen opzegtermijn voorzien wordt, dan is er een compenserende schadevergoeding verplicht. Deze wordt berekend op het gemiddelde van de winst van de distributeur, t.t.z. de bruto winst verminderd met de reduceerbare kosten of de netto winst vermeerderd met de niet-reduceerbare kosten. Meester Laurent du Jardin: “Let op voor het verrekenen van de niet-reduceerbare kosten: verlies de niet terugverdiende investeringen niet uit het oog!”.

Bijkomende schadevergoeding?

Indien de samenwerkingsovereenkomst word beëindigd zonder dat er een zware fout werd begaan door de concessiehouder, of wanneer deze zelf het contract beëindigd als gevolg van een zware fout aan leverancierszijde, kan een bijkomende rechtvaardige schadevergoeding worden geëist door de distributeur. Deze wordt bepaald op basis van volgende factoren: De merkbare meerwaarde aan klanten als gevolg van de inspanningen van de concessiehouder, die ook na het opzeggen van de samenwerking voelbaar blijft. De rechtspraak gaat tot 12 maanden winst, t.t.z. de bruto winst verminderd met de reduceerbare kosten.

Meester Laurent du Jardin: “Indien de leverancier daadwerkelijk deze bijkomende schadevergoeding toekent, is het logisch dat de klant- en prospectgegevens worden overgedragen. Let hierbij echter op voor het respecteren van de GDPR regelgeving bij gebruik van de overgedragen gegevens”. De opzegvergoedingen die de concessiehouder moet betalen aan het personeel dat ontslagen wordt als gevolg van de stopzetting van het contract wordt best onderzocht door het sociaal secretariaat. Het gaat hier enkel over het deel van de opzegvergoeding dat deze van de werkgever (distributeur) overstijgt. Als tip vermelden we nog om niet te wachten met opzeggen zodra bekend is dat het einde van het contract gevolgen heeft voor de personeelsbezetting.

Vrede bewaren

Elk contract beoogt een partnership en er moet in die geest mee worden omgegaan, zowel evolutief gedurende de looptijd als bij beëindiging. Beide partijen kunnen voor als na de kennisgeving van het stopzetten van de samenwerking zelfstandig hun wil uitspreken m.b.t. de definitieve breuk. Tijd versus financiële compensaties zijn de parameters in deze onderhandelingen. Wat de tijd betreft kan een onderscheid gemaakt worden tussen verkoop van producten en naverkoopdienstverlening.

Er is geen verplichting tot terugname van de voorraden door de leverancier en er zijn evenmin concrete bepalingen rond het recht op uitverkoop, het laten uitdoven van het merkenrecht. Daar zullen de betrokken partijen samen tot een aanvaardbare oplossing moeten komen. Ook het verwijderen van logo’s, lichtreclames en ander POS-materiaal, moet geregeld worden. “Strijd voeren is altijd negatief en brengt niemand voordeel” besluit meester Laurent du Jardin. “In het belang van de verdere toekomst van zowel distributeur als leverancier kan men dus beter constructief onderhandelen”.